Wanneer een afbeelding voor het eerst wordt geopend of geïmporteerd in Corel AfterShot Pro, controleert het programma eerst of er een bestand met instellingen voor de desbetreffende afbeelding beschikbaar is. Als er een bestand wordt gevonden, worden de instellingen in het desbetreffende bestand toegepast als de oorspronkelijke instellingen. Als er geen bestand met Corel AfterShot Pro-instellingen wordt gevonden, past Corel AfterShot Pro standaardafbeeldingsinstellingen op de desbetreffende afbeelding toe.
Opmerking: als u uw foto's hebt geïmporteerd in een catalogus, worden de oorspronkelijke instellingen opgeslagen en kunt u deze instellingen op elk gewenst moment herstellen.
U kunt de standaardinstellingen aanpassen, zodat uw favoriete aanpassingen worden toegepast wanneer u een afbeelding opent in Corel AfterShot Pro. U kunt ook afbeeldingsaanpassingen toepassen met behulp van voorinstellingen. Het wordt daarom aanbevolen om standaardinstellingen te gebruiken voor basisaanpassingen en voorinstellingen te gebruiken voor het toepassen van gedetailleerde instellingen.
Corel AfterShot Pro wordt geleverd met twee sets standaardinstellingen, één set voor RAW-afbeeldingsindelingen en één set voor gerenderde afbeeldingen, zoals JPEG- en TIFF-bestanden. Aangezien gerenderde bestanden waarschijnlijk zijn aangepast door de camera en andere bewerkingssoftware, bevatten de standaardinstellingen voor gerenderde afbeeldingen geen instellingen voor extra verscherping of andere aanpassingen. U kunt deze standaardinstellingen vervangen door aangepaste standaardinstellingen of u kunt standaardinstellingen maken die zijn afgestemd op het merk en model camera dat u gebruikt.
De standaardinstellingen wijzigen
1. | Selecteer een afbeelding van het type waarvoor u de standaardinstellingen wilt opslaan. Dit kan een JPEG- of TIFF-bestand zijn als u nieuwe gerenderde standaardinstellingen wilt opslaan, dit kan een RAW-bestand zijn als u standaardinstellingen voor alle RAW-indelingen wilt opslaan of dit kan een afbeelding zijn die afkomstig is van het merk en model van de camera waarvoor u standaardcamera-instellingen wilt opslaan. |
2. | Pas de huidige afbeelding aan en gebruik daarbij uitsluitend de instellingen die u als standaardinstellingen wilt opslaan. |
3. | Klik met de rechtermuisknop op een miniatuur of druk op Command en klik op een miniatuur, en kies Instellingen in het snelmenu. |
4. | Selecteer in het submenu het type standaardinstellingen dat u wilt opslaan. |
Elke nieuwe afbeelding die door Corel AfterShot Pro wordt geopend, gebruikt de nieuwe standaardinstellingen als de oorspronkelijke instellingen van de desbetreffende afbeelding.
Aangepaste standaardinstellingen weergeven of verwijderen
1. | Klik op Bestand > Voorkeuren en kies Standaardinstellingen in de lijst met voorkeuren. |
2. | Breng in de lijst Standaardinstellingen de gewenste wijzigingen aan. |
Standaardinstellingen toepassen
• | Klik met de rechtermuisknop op een miniatuur in het miniaturenpaneel en klik op Instellingen > Standaardinstellingen toepassen. Vervolgens worden de huidige standaardinstellingen voor dat afbeeldingstype, cameramerk en -model toegepast. |
Oorspronkelijke instellingen toepassen
• | Klik met de rechtermuisknop op een miniatuur in het miniaturenpaneel en klik op Instellingen > Oorspronkelijke instellingen toepassen. Hierdoor wordt de afbeelding opnieuw ingesteld op de instellingen die werden gebruikt op het moment dat de afbeelding voor het eerst in de bibliotheek werd geïmporteerd. Als de modus Bestandssysteem is ingeschakeld, zijn de oorspronkelijke instellingen de instellingen waarmee Corel AfterShot Pro aan het begin van de huidige sessie is gestart. |
© 2013 Corel Corporation