Meer informatie over instellingen voor batches

VorigeTerug naar hoofdstukoverzichtVolgende

Wanneer u bestanden uitvoert als een batch, kunt u instellingen voor de batch opgeven. Welke instellingen beschikbaar zijn, is afhankelijk van het type batch.  Als u er bijvoorbeeld voor kiest om een batch Volledige JPEG uit te voeren, zijn de instellingen anders dan wanneer u er voor kiest om een batch Galerij uit te voeren.

Het dialoogvenster Instellingen batchverwerking bevat meerdere tabbladen, zodat u meerdere uitvoertypen binnen één enkele batch kunt maken. U kunt bijvoorbeeld miniaturen, grote afbeeldingen voor webweergave en TIFF-afbeeldingen op oorspronkelijk formaat maken met één enkele muisklik.

batch_output_settings_jpeg

Het dialoogvenster Instellingen batchverwerking

Het dialoogvenster Instellingen batchverwerking bevat de volgende instellingencategorieën: Type afbeelding, Naam en locatie uitvoeren, Grootte afbeelding instellen, Aanvullende afbeeldingsinstellingen, Metagegevens en Naverwerking. Zie de beschrijvingen in de onderstaande onderwerpen voor gedetailleerde informatie.

Batchnaam

Batches in Corel AfterShot Pro hebben een aantal besturingselementen met elkaar gemeen, zoals hieronder is weergegeven.

Batchnaam: in dit tekstvak wordt de naam van de gebruikte batch vermeld. Dit is ook het vak waarin u een naam kunt invoeren wanneer u een nieuwe batch maakt.

Uitvoer: dit besturingselement stelt u in staat om meerdere uitvoeren te kiezen wanneer u een batch uitvoert. U kunt kiezen uit drie uitvoertypen: Bestand, Kopie, Galerij. Voor elk uitvoertype wordt een afzonderlijke tab weergegeven.

Bestemming

De sectie Bestemming bepaalt waar de bestanden worden opgeslagen. U kunt kiezen uit de volgende opties:

Vragen: telkens als u uitvoert, wordt u gevraagd om een locatie (het dialoogvenster Een bestemming selecteren) op te geven. Als u de locatie eenmalig voor de gehele sessie wilt instellen, schakelt u het selectievakje Slechts eenmaal vragen in.
Vast: de uitvoerbestanden worden telkens in een specifieke map opgeslagen.  Gebruik de knop Bladeren om de bestemming te selecteren.
Relatief: de uitvoerbestanden worden opgeslagen in de map die is opgegeven in het tekstvak Relatief, dat wil zeggen, relatief ten opzichte van de map met de hoofdbestanden die u exporteert.  Als u in het tekstvak bijvoorbeeld de tekst Geconverteerd invoert, betekent dit dat er voor deze batch in elke map waarin de oorspronkelijke hoofdbestanden worden bewaard een submap met de naam Geconverteerd wordt gemaakt. De uitvoerbestanden worden opgeslagen in de mappen met de naam Geconverteerd.

batch-options-common

Type afbeelding

Bij Type afbeelding kunt u een bestandstype kiezen. Als u JPEG kiest, kunt u een waarde typen in het vak Kwaliteit.

 

Naam en locatie uitvoeren

Deze sectie bepaalt hoe Corel AfterShot Pro bestanden noemt die door u worden uitgevoerd.

U kunt in de vervolgkeuzelijst een vooraf ingestelde naamindeling kiezen of u kunt de indelingscodes invoeren in het vak dat onder de vervolgkeuzelijst wordt weergegeven. Zie Naamindelingen voor meer informatie over naamindelingen.

batch-options-rename

Bij Opslaan in submap kunt u een submap opgeven, zodat afbeeldingen van verschillende uitvoertabbladen die zich in dezelfde batch bevinden, worden uitgevoerd naar verschillende mappen. U kunt bijvoorbeeld in een enkele batch miniaturen maken die u opslaat in een submap met de naam Miniaturen en JPEG-afbeeldingen met oorspronkelijke grootte die u opslaat in een andere map. De opgegeven maplocatie is relatief ten opzichte van de algehele batchbestemming.

Bestaande uitvoerbestanden overschrijven: hiermee kunt u instellen dat bestaande bestanden met dezelfde naam als de bestanden die worden gemaakt, moet worden vervangen door de meest recente batch.

Elke keer vragen naar taaknaam: als u de naamvariabele [jobname] gebruikt als onderdeel van de naamindeling, zorgt deze optie ervoor dat er een bericht wordt weergegeven waarin u wordt gevraagd om een telkens wanneer afbeeldingen naar deze batch worden verzonden, een taaknaam op te geven. Als deze optie niet is ingeschakeld, wordt de laatste taaknaam voor de batch gebruikt.

Grootte afbeelding instellen

In deze sectie kunt u de grootte van uw uitvoerafbeeldingen instellen en de schalingskwaliteit kiezen.

Batch-options-size

Normaal/Proef: hier kunt u de kwaliteit voor het schalen van de afbeelding selecteren.  Als u Proef selecteert, worden er afbeeldingen geproduceerd die half zo groot en half zo breed groot zijn als de oorspronkelijke afbeelding.
Grootte niet wijzigen: de uitvoerafbeelding zal dezelfde pixelafmetingen hebben als het oorspronkelijke afbeeldingsbestand.
Breedte/Hoogte aanpassen: de grootte van de uitvoerafbeelding zal worden aangepast, zodat deze binnen de opgegeven afmetingen past. Voer in de vakken Breedte en Hoogte die rechts worden weergegeven het gewenste aantal pixels in.
Lang/Kort aanpassen: de grootte van de uitvoerafbeelding zal worden aangepast, zodat deze binnen de opgegeven afmetingen past. Voer in de vakken die rechts worden weergegeven een maximumwaarde in pixels in voor de lange en korte rand van de uitvoerafbeelding.

Opmerking: Lang/Kort aanpassen stelt u in staat om een niet-vierkant vak in te stellen waarin de uitvoer wordt geplaatst, ongeacht of voor de afbeelding de afdrukstand Staand of Liggend wordt gebruikt.

Niet vergroten: hiervoor geldt hetzelfde als bij de andere wijzigingen van de grootte, met dat verschil dat kleine afbeeldingen niet worden uitgerekt, zodat deze binnen de opgegeven afmetingen passen.

Opmerking: Zie Informatie over de afbeeldingsgrootte voor meer informatie over het wijzigen van de afbeeldingsgrootte.

Aanvullende afbeeldingsinstellingen

In deze sectie kunt u voorinstellingen of metagegevens toepassen op uw afbeeldingen voordat er uitvoerafbeeldingen worden gemaakt. Er kunnen op één batch meerdere voorinstellingen worden toegepast. De voorinstellingen worden toegepast in de volgorde waarin deze worden weergegeven. U kunt voorinstellingen slepen als u de lijst opnieuw wilt ordenen.

batch-options-settings

Knop Voorinstelling toevoegen Batch-preset-plus: hiermee kunt u een voorinstelling op uw uitvoerafbeeldingen toepassen.

Knop Geselecteerde voorinstelling verwijderen Batch-preset-minus: hiermee kunt u een voorinstelling verwijderen.

Kleurruimte uitvoeren: hiermee kunt u de kleurruimte converteren.  Houd er rekening mee dat dit van invloed kan zijn op de kleur, het contrast en het algehele aanzien van uw uitvoerafbeeldingen. Het wordt aanbevolen om eerst een voorbeeld van het effect op de opgegeven afbeeldingen weer te geven.

Metagegevens

In deze sectie kunt u de metagegevens instellen die tijdens het uitvoeren in de bestanden worden opgenomen. Daarnaast kunt u de DPI-waarde instellen.

batch-options-metadata

EXIF insluiten: als u dit selectievakje inschakelt, worden er EXIF-gegevens naar het uitvoerbestand geschreven, waaronder de sluitersnelheid, het diafragma en andere gegevens.

XMP insluiten: als u dit selectievakje inschakelt, worden metagegevens zowel in de XMP/IPTC-indeling als in verouderde IPTC-indelingen naar het uitvoerbestand geschreven.

Kleurprofiel insluiten: als u dit selectievakje inschakelt, wordt het kleurprofiel opgenomen in het uitvoerbestand.

Copyright insluiten: als u dit selectievakje inschakelt, wordt er copyrightinformatie opgenomen, ongeacht de gekozen opties voor EXIF- of XMP-insluiting.

DPI: hier kunt u een DPI-waarde voor de bestanden invoeren. Dit is niet van invloed op de pixelgrootte of de bestandsgrootte van de resultaatafbeelding. Zie Informatie over de afbeeldingsgrootte voor meer informatie over het wijzigen van de afbeeldingsgrootte.

Naverwerking

Deze sectie stelt u in staat om aanvullende aanpassingen toe te passen nadat de afzonderlijke afbeeldingen zijn geconverteerd.

batch-options-post

Verscherping uitvoeren: hiermee kunt u afbeeldingen extra verscherpen. Verscherping uitvoeren is een standaard USM-proces waarbij er een verscherpingsprocedure op basis van een onscherpmasker wordt uitgevoerd.

In toepassing openen: hiermee kunt u instellen dat aan het einde van het uitvoerproces een externe toepassing moet worden geopend.


© 2013 Corel Corporation