Snel aan de slag

Terug naar hoofdstukoverzichtVolgende

In deze sectie maakt u kennis met een aantal basistaken die u in Corel® AfterShot™ Pro kunt uitvoeren. Neem een aantal minuten de tijd om de onderstaande stappen door te nemen als u op zoek bent naar een snelle manier om met de toepassing aan de slag te gaan. Deze stappen omvatten handige sneltoetsen en tips die u in staat stellen om sneller te werken.

Er zijn drie hoofdstappen:

1.Uw foto's openen in Corel AfterShot Pro.
2.Een of meer foto's selecteren en bewerken.
3.Uw bewerkte foto's afzonderlijk of per batch uitvoeren.

Lees Corel AfterShot Pro-werkruimte voordat u begint, voor een kort overzicht van de werkruimte.

Stap een: Uw foto's openen in Corel® AfterShot™ Pro

Tijdens deze stap werkt u rechtstreeks vanuit de mappen op uw computer, zodat u snel aan de slag kunt. Als u eenmaal vertrouwd bent met de toepassing, kunt u ervoor kiezen om een bibliotheek te maken door uw foto's te importeren in Corel® AfterShot™ Pro. Zie Meer informatie over de bibliotheek voor meer informatie.

Door uw foto's navigeren

Klik in Corel® AfterShot™ Pro op de tab Bestandssysteem en navigeer naar uw map in de Directoryweergave.

Wanneer u op een map klikt, worden de foto's in de map weergegeven als miniaturen in het miniaturenpaneel.

directory_view

Stap twee: Foto's selecteren en bewerken

Als u afbeeldingen wilt weergeven en aanpassen, moet u deze selecteren. In het miniaturenpaneel worden miniaturen weergegeven van de foto's die zich in de actieve map bevinden. Wanneer u een miniatuur selecteert, wordt in het voorbeeldpaneel een grotere weergave van de foto weergegeven. Wanneer u een foto bewerkt, wordt het oorspronkelijke bestand (hoofdbestand) nooit gewijzigd. Bewerkingsinformatie wordt apart opgeslagen en wat u op het scherm ziet is een hoofdversie, een voorbeeld met uw wijzigingen. U kunt de gehele foto bewerken of een geselecteerd gedeelte van de foto bewerken. Wanneer u klaar bent met het bewerken van de foto, kunt u eenvoudig doorgaan met de volgende foto of u kunt uw wijzigingen opslaan als een nieuwe versie. Dit betekent dat de bewerkingen worden vastgelegd als een variatie op het oorspronkelijke bestand. De versie kan als een miniatuur of in het voorbeeldpaneel worden weergegeven. De versie kan ook worden uitgevoerd.
 

Een voorbeeld weergeven en foto's selecteren

1.Klik in het bladerpaneel op de tab Bestandssysteem.
2.Ga naar de gewenste map. In het miniaturenpaneel worden de foto's weergegeven die zich in de map bevinden.
3.Klik op een miniatuur om deze afbeelding weer te geven in het voorbeeldpaneel.

Voordat u met bewerken begint, kunt u kiezen of u bewerkingen rechtstreeks wilt weergeven op de hoofdversie van uw bestand of dat u voor het bewerken een nieuwe versie wilt maken door op de toets Insert te drukken of door met de rechtermuisknop op een miniatuur te klikken en vervolgens Versie > Nieuwe versie van Standaarden te kiezen.

U kunt ook:

Snel door miniaturen bladeren

Druk op [ of ].

Twee of meer foto's (of versies) vergelijken in het voorbeeldpaneel

Klik op de knop Weergave Meerdere beelden in-/uitschakelen toggle_multi-image_view (of druk op M) en houd Ctrl of Command ingedrukt terwijl u op de miniaturen klikt. De geselecteerde foto's worden vervolgens weergegeven in het voorbeeldpaneel.

U kunt ook een reeks foto's selecteren door gebruik te maken van Shift en de pijltoetsen.

Dit is een uitstekende methode om de beste foto's in een reeks gelijksoortige foto's te selecteren en te markeren. Zie Ordenen, trefwoorden en metagegevens voor meer informatie over het markeren en ordenen van uw foto's.

Alle miniaturen selecteren

Druk op Ctrl+A of Command-A.

Miniaturen deselecteren

Klik op de achtergrond van het miniaturenpaneel of druk op Ctrl+D of Command-D.

Opmerking: de laatste afbeelding die u selecteert, wordt de actieve afbeelding genoemd. Wanneer u zich in de weergave Meerdere beelden bevindt, kunnen wijzigingen in metagegevens, aanpassingen en andere bewerkingen uitsluitend worden toegepast op de actieve afbeelding.

Een foto bewerken

1.Navigeer in het bladerpaneel naar de gewenste map.

In het miniaturenpaneel worden de foto's weergegeven die zich in de map bevinden.

2.Klik op een miniatuur om deze afbeelding weer te geven in het voorbeeldpaneel.
3.U kunt experimenteren door de bewerkingsacties in de volgende tabel uit te proberen.

Bewerking

Procedure

Markeren of trefwoorden toevoegen (dat wil zeggen, metagegevens toevoegen)

Markeren: klik op een miniatuur en klik op de werkbalk aan de bovenzijde op de knop Markeren als selectie flag_as_pick of druk op . (punttoets). Als u een foto wilt markeren als een afgekeurde foto, klikt u op de knop Markeren als afgekeurd flag_as_reject of drukt u op , (kommatoets).
Trefwoorden: klik in het gereedschappenvenster op de tab Metagegevens, klik in het vak Trefwoorden en typ een of meer trefwoorden, gescheiden door komma's.

Een foto bijsnijden

Klik op de AfterShot Pro-werkbalk onder aan het voorbeeldpaneel en klik op het gereedschap Bijsnijden. Pas in het palet Bijsnijden de gewenste instellingen aan en sleep in het voorbeeldpaneel het bijsnijdgebied over het gebied dat u wilt behouden. Klik op Klaar in het palet Bijsnijden.

De kleur, toon of scherpte van de gehele foto aanpassen

Klik in het gereedschappenvenster op de tab Standaard en pas de gewenste instellingen aan in de sectie Basisaanpassingen .

Alleen een geselecteerd gebied bewerken

1.Klik op de knop Laagbeheer openen open_layer_manager rechtsboven in het venster.
2.Klik in het palet Lagen op de knop +Aanpassen die boven aan het palet wordt weergegeven. Er wordt een nieuwe bewerkingslaag gemaakt.
3.Klik op een regiogereedschap, zoals het gereedschap Cirkelregio, klik op een gebied dat u wilt aanpassen en pas Grootte, Doezelen of andere instellingen aan die onder aan het palet Lagen worden weergegeven.
4.Pas de gewenste instellingen aan in de sectie Basisaanpassingen van het gereedschappenvenster. De wijzigingen worden toegepast op het geselecteerde gebied of de geselecteerde gebieden van de huidige laag.

Tip: er bestaat een aantal handige methoden om acties ongedaan te maken. Hier volgt een aantal methoden die u kunt uitproberen:

Als u één actie tegelijk ongedaan wilt maken, drukt u op CTRL+Z of Command-Z.
Dubbelklik op de naam van de schuifregelaar als u de oorspronkelijke instellingen van een schuifregelaar in het gereedschappenvenster wilt herstellen.
Klik met de rechtermuisknop op de miniatuur en kies Instellingen > Standaardinstellingen toepassen in het snelmenu als u alle wijzigingen wilt wissen die u in een foto hebt aangebracht.

Uw bewerkingen weergeven in een nieuwe versie

Klik in het miniaturenpaneel met de rechtermuisknop op een bewerkte foto (hoofdversie), of druk op Ctrl en klik op een bewerkte foto, en kies Versie > Nieuwe versie van Huidige in het snelmenu.

Opmerking: ter bevestiging dat een foto is bewerkt, wordt het pictogram Bewerken brush_region rechtsboven op de miniatuur weergegeven.

Er wordt naast de miniatuur van de hoofdversie een nieuwe miniatuur weergegeven. Standaard wordt voor versies de volgende naamgevingsconventie gehanteerd: oorspronkelijke bestandsnaam + versienummer (_v2, _v3, ...).

get_start_versions

Drie bewerkte versies die op hetzelfde hoofdbestand zijn gebaseerd

U kunt nu terugkeren naar de hoofdversie, deze op een andere wijze bewerken en een andere versie maken. Als u wilt starten met de oorspronkelijke instellingen, kunt u alle bewerkingen die in de hoofdversie zijn aangebracht, wissen door met de rechtermuisknop op de miniatuur te klikken, of door op Ctrl te drukken en op de miniatuur te klikken, en vervolgens Instellingen > Standaardinstellingen toepassen te kiezen in het snelmenu.

Tip: Of u een nieuwe versie wilt maken voordat of nadat u een hoofdversie hebt bewerkt, is afhankelijk van uw werkstroom. Als u bijvoorbeeld al vanaf het begin weet dat u verscheidene versies wilt maken, kunt u een versie maken voordat u begint met het bewerken, zodat u deze altijd met het oorspronkelijke hoofdbestand kunt vergelijken. Als u een foto snel wilt corrigeren, kunt u de hoofdversie bewerken en vervolgens kunt u op een later tijdstip eventueel andere versies maken. De niet-destructieve aard van bewerken in Corel® AfterShot™ Pro biedt u een maximum aan flexibiliteit.

Zie Foto's bewerken voor meer informatie over het bewerken van foto's.

Stap drie: Foto's uitvoeren voor delen en afdrukken

Nadat u uw foto's hebt geordend en bewerkt, kunt u uw werk delen door uw foto's uit te voeren. Als u uw foto's uitvoert, kunt u deze opslaan met een standaardbestandsindeling, zodat u uw werk kunt delen op het web of via e-mail, of zodat u uw bestanden in andere toepassingen kunt gebruiken. U kunt uw bestanden ook uitvoeren voor afdrukken. Er is een aantal standaarduitvoerkeuzen, zogeheten batches, waarmee u snel kunt uitvoeren. Het is echter ook mogelijk om een aangepaste batch te maken. U kunt bijvoorbeeld het bestandstype, de kwaliteit, de kleurruimte en de afbeeldingsgrootte kiezen. U kunt daarnaast een naamgevingsconventie instellen om de namen van de bestanden te wijzigen wanneer deze worden uitgevoerd en u kunt vooraf ingestelde waarden toepassen. Zie Afbeeldingen uitvoeren voor meer informatie over uitvoeren.

browse_panel_output

 

Hierna worden standaardbatches gebruikt voor opslaan naar JPEG en het afdrukken van een aantal foto's van 5 x 7 inch, zodat u snel aan de slag kunt.

 

Uitvoeren naar JPEG op ware grootte

1.Selecteer in het miniaturenpaneel een of meer foto's die u wilt uitvoeren.
2.Ga op een van de volgende manieren te werk:
Klik in het bladerpaneel op de tab Uitvoer en sleep de miniaturen naar Volledige JPEG in de sectie Batchverwerking.
Druk op F (de sneltoets die aan de batch Volledige JPEG is toegewezen)
3.Kies in het dialoogvenster Een bestemming selecteren een map waarin de bestanden worden opgeslagen.

Nadat u een bestemmingsmap hebt geselecteerd, worden de bestanden gedurende de gehele sessie, of totdat u de bestemming wijzigt, automatisch in de desbetreffende map opgeslagen. U kunt de bestemming wijzigen en andere uitvoerinstellingen weergeven door in de sectie Batchverwerking of Afdrukken te dubbelklikken op een batchnaam.

Afdrukken naar een standaardafdrukformaat

1.Selecteer in het miniaturenpaneel twee foto's die u wilt afdrukken.
2.Klik in het bladerpaneel op de tab Uitvoer en sleep in de sectie Afdrukken de miniaturen naar een batchnaam, zoals 5x7 Hvl.2. Naast de batchnaam worden cijfers weergegeven (0 van 2). Deze cijfers duiden het aantal foto's aan dat wordt afgedrukt en het totale aantal foto's dat in de batch is opgenomen.
3.Dubbelklik op de batchnaam als u een voorbeeld wilt weergeven van de afdruktaak in het dialoogvenster Afdrukinstellingen.
4.Schakel in de sectie Afdrukopmaak de optie Bijsnijdrechthoek schalen of Schaal verkleinen in (hiermee worden de foto's afgestemd op de geselecteerde afdrukverhouding) en geef een voorbeeld van de resultaten weer.
5.Kies uw printer in de vervolgkeuzelijst die links onder in de hoek wordt weergegeven.
6.Klik op Afdrukken.

Aanvullende onderwerpen

U hebt kennisgemaakt met de grondbeginselen. Hierna volgt een aantal aanvullende onderwerpen met meer informatie:

Meer informatie over de bibliotheek
Uw bibliotheek beheren
Foto's bewerken
Trefwoorden en metagegevens ordenen
Afbeeldingen uitvoeren

© 2012 Corel Corporation